Het Achterhuis
Vrijdag 4 Augustus 1944.
Er viel een doodse stilte, vader, moeder, Margot en ik zaten heel dicht bij elkaar.
Ineens klonk er beneden een hele harde schreeuw.
Ik zat naast vader die ernstig voor zich uit staarde, en ik zag de wanhoop in moeders ogen.
Margot hield haar ogen stijfjes dicht, en kneep tegelijkertijd in moeders hand.
Mijn ogen, staarden naar de kale muur, van de muur gingen ze naar mijn bed, van mijn bed naar de plaatjes op de andere muur,
en net toen ik wou kijken naar de kast met boeken, hoorde ik de trap kraken.
Iedereen werd vuurrood en zat doodstil te wachten tot we zouden worden ontdekt.
Opnieuw hoorden we de voetstappen van de man, die de trap op liep steeds dichterbij komen, tot hij plots stil stond.
Hij begon wat te schreeuwen in het Duits, waarschijnlijk tegen een andere man die nog beneden stond.
Natuurlijk kon ik niet horen wat hij precies zei, maar het zal wel iets van " kom naar boven" zijn geweest, omdat hij met veel lawaai heel snel boven was.
Precies voor onze boekenkast stonden ze stil.
Wij hielden allemaal onze adem in, en niemand verroerde zich.
Voor mij gevoel stonden ze er een half uur later nog, maar dat zal wel niet zo zijn.
Opeens ging er een misselijk gevoel door mij heen, het was de muffe lucht van oude boeken.
Zo te zien had niet alleen ik er last van maar de anderen ook, zei werden namelijk vuurrood maar tegelijkertijd ook krijt-wit.
Van angst begon ik bijna te geeuwen, maar vader gaf mij net op tijd een stoot.
Beneden hoorde ik steeds meer Duitsers naar boven komen, het leek wel een heel leger, hun voetstappen dreunden door het huis.
Nog 1 keer keek ik naar vader, moeder en Margot.
Ook wierp ik een laatste blik op de kastanjeboom, de muren met plaatjes, mijn bed, en de boekenkast en sloot daarna mijn ogen.
Mijn laatste gedachte was: als de Duitsers ons nu zouden vinden, konden ze mij meenemen en was dit het einde van mijn leven.
Er viel een doodse stilte, vader, moeder, Margot en ik zaten heel dicht bij elkaar.
Ineens klonk er beneden een hele harde schreeuw.
Ik zat naast vader die ernstig voor zich uit staarde, en ik zag de wanhoop in moeders ogen.
Margot hield haar ogen stijfjes dicht, en kneep tegelijkertijd in moeders hand.
Mijn ogen, staarden naar de kale muur, van de muur gingen ze naar mijn bed, van mijn bed naar de plaatjes op de andere muur,
en net toen ik wou kijken naar de kast met boeken, hoorde ik de trap kraken.
Iedereen werd vuurrood en zat doodstil te wachten tot we zouden worden ontdekt.
Opnieuw hoorden we de voetstappen van de man, die de trap op liep steeds dichterbij komen, tot hij plots stil stond.
Hij begon wat te schreeuwen in het Duits, waarschijnlijk tegen een andere man die nog beneden stond.
Natuurlijk kon ik niet horen wat hij precies zei, maar het zal wel iets van " kom naar boven" zijn geweest, omdat hij met veel lawaai heel snel boven was.
Precies voor onze boekenkast stonden ze stil.
Wij hielden allemaal onze adem in, en niemand verroerde zich.
Voor mij gevoel stonden ze er een half uur later nog, maar dat zal wel niet zo zijn.
Opeens ging er een misselijk gevoel door mij heen, het was de muffe lucht van oude boeken.
Zo te zien had niet alleen ik er last van maar de anderen ook, zei werden namelijk vuurrood maar tegelijkertijd ook krijt-wit.
Van angst begon ik bijna te geeuwen, maar vader gaf mij net op tijd een stoot.
Beneden hoorde ik steeds meer Duitsers naar boven komen, het leek wel een heel leger, hun voetstappen dreunden door het huis.
Nog 1 keer keek ik naar vader, moeder en Margot.
Ook wierp ik een laatste blik op de kastanjeboom, de muren met plaatjes, mijn bed, en de boekenkast en sloot daarna mijn ogen.
Mijn laatste gedachte was: als de Duitsers ons nu zouden vinden, konden ze mij meenemen en was dit het einde van mijn leven.